Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4994

Datum uitspraak2008-11-06
Datum gepubliceerd2008-11-25
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/599 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Proceskostenveroordeling. Puntentoekenning bij gevoegde zaken.


Uitspraak

07/599 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de Staatssecretaris van Defensie, (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 21 december 2006, 06/2608 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [Naam betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene) en appellant Datum uitspraak: 6 november 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is aan de orde gesteld ter zitting van 29 september 2008. Partijen zijn niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden. 1.1. Betrokkene heeft bij brief van 7 september 2005 bezwaar gemaakt tegen een besluit van appellant van 22 augustus 2005. Bij brief van 10 mei 2006 heeft betrokkene bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op dit bezwaar. Bij besluit van 31 mei 2006 heeft appellant het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard. 1.2. De rechtbank heeft de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar en tegen het besluit van 31 mei 2006 ter zitting van 22 november 2006 gevoegd behandeld. 1.3. De rechtbank heeft bij uitspraak van 21 december 2006, 06/3671, het beroep tegen het besluit van 31 mei 2006 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, appellant opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene ten bedrage van € 644,-. Partijen hebben in deze uitspraak berust. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van proces-belang gezien haar uitspraak als onder 2.1 vermeld, en appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene. Met toepassing van een wegingsfactor van 0,25 heeft de rechtbank de proceskosten vastgesteld op € 161,-. 3. In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de veroordeling in de proceskosten ten onrechte heeft vastgesteld op € 161,- en dat met inachtneming van de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: bijlage Bbp) een proceskostenveroordeling van slechts € 80,50 gerechtvaardigd is. Daartoe heeft appellant aangevoerd dat de gemachtigde van betrokkene één proceshandeling heeft verricht, zijnde het indienen van een beroepschrift waarvoor één punt kan worden toegekend. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. In de uitspraak van 21 december 2006, 06/3671, heeft de rechtbank appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene ten bedrage van € 644,-, te weten voor het beroepschrift en voor het verschijnen ter zitting ieder één punt. 4.2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank een wegingsfactor van 0,25 toegepast. Gelet op het totale bedrag van de proceskostenveroordeling van € 161,- stelt de Raad vast dat de rechtbank ook hier een punt heeft toegekend voor het verschijnen ter zitting. Voor een dergelijke puntentoekenning was echter, nu de zaken gevoegd zijn behandeld op één zitting geen plaats meer. Dat in de gevoegde zaken nadien afzonderlijk uitspraak is gedaan, maakt dat niet anders. 5. Het vorenstaande brengt met zich dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover appellant is veroordeeld in de proceskosten van betrokkene ten bedrage van € 161,-. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad appellant veroordelen in de door betrokkene gemaakte proceskosten in beroep voor het indienen van een beroepschrift (één punt) en met toepassing van een wegingsfactor zeer licht (0,25), tot een bedrag van € 80,50. 6. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten in hoger beroep. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover appellant daarbij is veroordeeld in de door betrokkene gemaakte proceskosten ten bedrage van € 161,-; Veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene in eerste aanleg tot een bedrag van € 80,50, te betalen door de Staat der Nederlanden. Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en K. Zeilemaker en J.Th. Wolleswinkel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 november 2008. (get.) H.A.A.G. Vermeulen. (get.) M.B. de Gooijer. HD